Om te beginnen: wat is hyperventilatie? (dus nog zonder het ‘syndroom’…)
Hyperventilatie betekent dat je te veel ademt (ventileert). Je ademt meer zuurstof in, en meer koolzuurgas uit dan nodig is voor je stofwisseling. Die extra zuurstof kan geen kwaad – het lichaam doet er niets mee. Maar het uitademen van te veel koolzuur leidt tot een lagere zuurgraad van je bloed.
Zo’n verlaagde zuurgraad noem je hypocapnie en dat kan leiden tot duizelingen, tintelingen, hartkloppingen, druk op de borst, een (te) alert gevoel en nog zo wat. ‘Kan’, omdat er ook sprake kan zijn van hypocapnie zónder dat iemand er iets van merkt. Tot zover is en was er weinig discussie in hyperventilatieland: als je meer uitademt dan nodig, ontstaat er hypocapnie en daar kan je op enig moment last van hebben. De bekendst geworden remedie tegen hyperventilatie is het boterhamzakje waarin je moet ademen bij een ‘aanval’, zodat je je eigen koolzuurgas weer opvangt. Hoewel er anderen zijn die zeggen dat je dat juist niet moet doen.
Wat is het hyperventilatiesyndroom?
Er bestaat dus hyperventilatie: je kunt over-ademen. Daarvan te onderscheiden is het ‘hyperventilatiesyndroom’ (‘HVS’), in de betekenis van een medische diagnose. In de medische vakwereld wordt die echter al zo’n twintig jaar als achterhaald beschouwd. De diagnose HVS was oorspronkelijk bestemd voor een vrij specifiek en herkenbaar klachtenpatroon, en dan vooral de acute variant waarbij mensen in ademnood raken, paniek ervaren en zelfs kunnen denken dat ze een hartaanval hebben – dit alles echter zonder dat zij fysiek aantoonbaar iets mankeren. Om het HVS vast te stellen werd een simpele ‘provocatietest’ gebruikt. Daarbij moest je enkele minuten bewust hyperventileren. Als dezelfde (vaste) klachten dan optraden, stond de diagnose – ‘U lijdt aan het hyperventilatiesyndroom’ – vast. Daarna volgde eventueel een therapie om beter te leren ademen, en werd het boterhamzakje aangeraden voor noodsituaties. Overigens werd er ook een chronische variant van het HVS onderscheiden, waarbij niet zozeer de acute panieksituaties op de voorgrond stonden. Bij die chronische variant hadden patiënten klachten die te herleiden zouden zijn tot een chronisch te lage zuurgraad van het bloed ten gevolge van voortdurend (licht) hyperventileren.
Het verklarend model achter het HVS dreef dus op de veronderstelling dat hypocapnie (een te lage zuurgraad van het bloed) ten gevolge van hyperventileren de klachten veroorzaakte. Het was lange tijd een welkome diagnose om toch een handzame verklaring te kunnen geven bij een breed palet aan medische klachten waarvoor geen andere oorzaak was te vinden. De diagnose heeft ook veel mensen geholpen: hun klachten werden erkend, de oorzaak was begrijpelijk en niet levensbedreigend, en er was iets aan te doen: (adem)therapie en weten wat je moet doen als de paniek toeslaat.
Uit nader onderzoek bleek echter dat proefpersonen symptomen van het (acute) HVS óók konden ervaren als zij alleen maar dáchten dat zij te veel koolzuurgas hadden uitgeademd. Bij een van die onderzoeken bijvoorbeeld werd HVS-patiënten gevraagd in een ademhalingsmasker bewust te hyperventileren waarbij – zonder dat zij dat wisten – koolzuur stiekem aan de ingeademde lucht werd toegevoegd. Deze proefpersonen dáchten dus dat de zuurgraad van hun bloed aan het dalen was, terwijl dit in werkelijkheid niet zo was. Niettemin kregen zij door hun ‘hyperventileren’ nog steeds de klachten die bij hun ‘syndroom’ hoorden. Ook bleek – omgekeerd – uit ander onderzoek dat er ‘gezonden’ zijn die juist een lage zuurgraad van het bloed hebben, maar geen klachten.
De conclusie moest wel zijn dat er bij het HVS iets anders, of in ieder geval iets méér aan de hand was dan hypocapnie als gevolg van hyperventileren. Het verklarend model moest op de helling. Inmiddels gaan medici ervan uit dat de klachten die horen bij het HVS hoofdzakelijk worden veroorzaakt door een angst- en paniekstoornis. Overigens kan men bij een angst-en paniekstoornis wel degelijk ook gaan hyperventileren. Dit kan op zijn beurt een aanwakkerend effect hebben – immers: zoals hiervoor al gezegd kún je de gevolgen van hyperventileren merken. Maar hyperventileren wordt niet langer als een op zichzelf staande oorzaak van een (bijpassend) syndroom gezien.
Kun je nou zeggen dat het hyperventilatiesyndroom (HVS) niet meer bestaat?
‘Syndroom’ verwijst naar een complex van bij elkaar horende klachten. Het klachtenpatroon van het HVS komt nog steeds veelvuldig voor. In zoverre kun je dus niet zeggen dat het syndroom niet meer bestaat. Ook ‘hyperventileren’ zelf bestaat; het is gewoon een technische beschrijving van een bepaalde manier van (overdreven) ademen. Wat echter verdwenen is, is het verklarend model achter het HVS. De veronderstelling dat te veel uitademen – wat leidt tot een lagere koolzuurgraad van het bloed – het HVS veroorzaakt, is onjuist gebleken. Behandelaars die nog met die verklaring komen, lopen achter. Waarmee overigens niet gezegd is dat zij hun patiënten/cliënten niet kunnen helpen. Het kan ‘helend’ werken om je aan de zorg toe te vertrouwen van een aandachtige hulpverlener die een verklaring heeft voor je probleem en je bovendien oplossingen aanreikt. Ook als die oplossingen op een onjuist verklarend model zijn gebaseerd.
En hoe nu verder als er ‘hyperventilatie-achtige’ klachten zijn?
De conclusie moet dus zijn dat het HVS in zijn oorspronkelijke betekenis – met het bijbehorend verklarend model – achterhaald is. Medici zoeken het nu meer in de richting van een angst- en paniekstoornis. Daarbij ligt verwijzing naar de psycholoog voor de hand en dat gebeurt tegenwoordig ook wel.
Toch zou het jammer zijn bij HVS-achtige klachten steevast in te zetten op (alleen) psychologische begeleiding en dan soms ook medicatie. De reden is dat er bij HVS-achtige klachten hoe dan ook sprake is (en was) van een complex klachtenpatroon waar geen directe medische oorzaak voor te vinden is. Weliswaar is er geen gebleken één-op-één-relatie met een te laag koolzuurgehalte van het bloed ten gevolge van hyperventileren. Maar enig verband met hyperventileren kan er wél zijn; immers: de gevolgen van hypocapnie zijn bij sommigen soms voelbaar. Daarnaast, en dat is misschien het belangrijkste, is er bij mensen met HVS-achtige klachten vaak óók sprake van een moeizaam en gespannen adempatroon. Dat kan het interessant maken om (net als vroeger) te kijken of iemand reageert op adem- en ontspanningstherapie. Misschien lukt het om makkelijker en meer ontspannen te gaan ademhalen, en misschien nemen dan ook de klachten af. Als adem- en ontspanningsoefeningen kunnen helpen, waarom zou je dan per se naar de psycholoog gaan, of daar te lang in behandeling blijven als het niet helpt?
Wat dus overeind staat, is dat bij het hyperventilatiesyndroom (om het maar zo te blijven noemen) spanning en gespannen ademhalen een rol kunnen spelen. En hoewel het verklarend model achter het HVS wijzigingen heeft ondergaan, is het onverminderd de moeite waard om gericht met die spanning en dat ademhalen aan de slag te gaan. Omgekeerd zou het een eenzijdige benadering zijn om alleen nog te denken in termen van een angst- en paniekstoornis.
bronnen: div. artikelen van dr. J.J van Dixhoorn; Hyperventilatieklachten ‘anders bekeken’ (syllabus) en Ruimer ademen, vrijer leven, beide van Yvonne Esser; De dokter kan niets vinden, Jan Houtveen
© 2016 Herman Heijermans